Nachtelijk avontuur in het Tenggergebergte

16 mei 2015 - Kalibaru, Indonesië



Het is kwart over twee 's nachts als ik buiten ons bergbungalowtje zachtjes 'goedemorgen, goedemorgen' hoor roepen. Ik open de deur en zie Tatang op een van de stoeltjes op het kleine terras zitten. Hij bibbert. 
"Kom gauw binnen", zeg ik. 
"Graag", antwoordt hij. "Het is zó koud."
Het is inderdaad behoorlijk fris te noemen op het stukje Oost-Java waar we 's avonds rond een uur of acht zijn aangekomen. Vier graden Celcius meldt mijn smartphone en da's best apart te noemen als je tot dan toe alleen maar warme nachten hebt gekend. Maar we zijn er op voorbereid. Wij hebben winterkleding meegenomen naar het op zo'n 2000 meter hoogte liggende Yosschi's hotel. Ik heb zelfs op aanraden van Eva een ijsmuts bij me. Dank je wel Eva!
Ook onze chauffeur heeft zich flink ingepakt, maar kan duidelijk minder tegen deze temperatuur dan wij. Badgastje!!!  Wij hebben na een nachtrust van nog geen drie uur een plens koud water over ons heen gegooid, trui en fleece vest aangetrokken, stevige wandelschoenen dichtgeknoopt en zijn helemaal klaar voor het aangekondigde nachtelijke avontuur.
Het mooiste vulkaanlandschap ter wereld, daar zijn we voor gekomen. Twee dagen reizen zijn er aan voorafgegaan. Dagen die zo druk waren dat ik geen tijd had om een stukkie te schrijven. Van Yogyakarta gingen we eerst naar Kediri, een route die ons langs het hindoeïstische tempelcomplex Prambanan bracht. De uit het jaar 850 daterende tempels doen qua schoonheid niet veel onder van die van de boeddhistische Borobudur. 
Van Kediri ging het vervolgens naar Malang, de tweede stad van Oost-Java waar vanwege het milde klimaat in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw heel wat gepensioneerde Nederlanders en andere Europeanen hebben gewoond. Het is aan de vele villa's en brede wegen nog te zien. Het is in bepaalde wijken alsof je in Wassenaar bent. We hebben er nog geluncht bij Toko Oen, die volgens het opschrift in Nederlandse tekst 'sinds 1930 aan de gasten gezelligheid geeft'. En wie kwamen we daar tegen? Julia en Sissai die net als wij na alle rijstmaaltijden ook wel even zin hadden in twee kroketten met bruin brood. Ja, dat is daar te krijgen, evenals een onvervalste huzarensalade. 
En nu zitten we dus hier. Een verblijfplaats die ons bij aankomst het gevoel gaf in Tibet te zijn aangeland. Niet alleen door de vorm van de verspreid liggende eenvoudige slaapverblijven, maar door het uiterlijk van onze gastheren en hun personeel. Ze behoren tot de Tenggerezen, een 60.000 zielen tellend hindoe-volk dat in dit ruige berggebied woont en één van de vulkanen, de Bromo, als heilige berg vereren.
Achter Tatang lopen we naar de parkeerplaats waar zijn busje staat. Daar worden we opgehaald door een jeep die ons naar het hoogste punt van de kraterwand op dit Tenggermassief moet brengen, een uitzichtpunt op de 2770 meter hoge berg Pananjakan. Het doel: een fascinerende zonsopgang, eentje die je je leven lang niet meer vergeet. Althans dat is ons verteld. Nou komt de zon hier zo tussen kwart over vijf en half zes op en de rit naar boven over die uiterst smalle en meer dan slechte bergwegen duurt normaal gesproken - zo hebben we van tevoren gelezen - hooguit een uur. Waarom dan al zo verschrikkelijk vroeg op? "Omdat het ontzettend druk is," had Tatang ons voor het slapengaan verteld. "Het is vakantietijd en weekend. Overal komen mensen vandaan. Uit Bandung, Surabaya, Bali, iedereen wil dit zien."
Ontzettend druk, wat moet je je er bij voorstellen. Twintig jeeps op weg, dertig misschien, veertig?
Al snel merken we dat het een gigantisch gekkenhuis is. Één lange rij van jeeps en motoren die de raarste capriolen uithalen om toch maar zo snel mogelijk naar boven te komen. Ik weet dat er naast de smalle bergweg heel diepe afgronden zijn, ben blij dat ik ze niet kan zien en weet mijn verstand op nul te zetten.
Na ruim een uur stoppen we en kunnen we uitstappen. Met de chauffeur van de jeep - een Tenggerees - voorop banen we ons een weg langs een meute mensen met voertuigen. Dan komen we op een stille, pikdonkere plek. We staan even stil en kijken naar boven. 
"Wat een sterrenhemel," roept Trees. "Moet je toch kijken!" Dat doen we ook, maar niet voor lang. De Tenggerees knipt een zaklantaarn aan en laat weten dat we 'm moeten volgen. Het is ook zaak om dicht bij hem in de buurt te blijven, want anders zie je geen hand voor ogen. Ineens staat ie weer stil en laat z'n licht op een bergwand schijnen. Ik zie het begin van een smal omhooggaand pad. "Hier gaan we naar boven," zegt Tatang. Naar boven? Waar naartoe dan? Ik doe een paar stappen omhoog, voel mijn linkerkuit weer wat opspelen, denk 'ik ben gekke Henkie toch niet' en roep naar Tatang boven me en Trees achter me: "Dit ga ik dus niet doen hè. Ik ga terug hoor."
"Nog even, nog even," zegt Tatang. "We zijn er bijna." Hij pakt mijn linkerhand, ik geef Trees mijn rechter en zo slingeren we toch naar boven. Nog een paar meter en dan staan we op de rand van de kraterwand.
Er staan al wat meer mensen op die wand. Ze zorgen met hun smartphones en zaklantaarns voor wat licht en dat is maar goed ook, want onze lichtgevende Tenggerees is ineens verdwenen. "Hierheen," roept Tatang en wijst op een plek waar niemand staat. "Hier is 't straks goed te zien." 
Daar staan we dan met z'n drieën. In het flauwe licht van de andere aanwezigen schat ik de breedte van de rand op zo'n drie meter. Achter me, maar dan wat meer naar beneden het hobbelige pad waar we daarnet op hebben gelopen, voor me een nog donker niets waar naar mijn gevoel een behoorlijke afgrond moet zijn. 'Blijf maar een beetje van die rand voor je af Lee' , zeg ik tegen mezelf, 'want als het straks licht wordt is het niet prettig met je hoogtevrees'.
We staan er een kwartier, een half uur, drie kwartier en er verzamelen zich steeds meer mensen om ons heen. Allemaal gewapend met smartphones, i-Pads en fototoestellen. 
'Wat doe ik hier in godsnaam', denk ik. 'Ik lijk wel niet goed bij mijn hoofd'.
Dan zie ik langzaam voor me een streep oranje licht verschijnen. Contouren van bergen worden zichtbaar, van bomen, struiken, een zandvlakte diep beneden ons. Van alle kanten wordt er geflitst en gedaan. De zon laat zijn stralen steeds meer zien,de lucht kleurt oranje, het wordt steeds helderder. Langzaam ontvouwt zich een panorama van ongekende schoonheid. 
Beneden me een vulkaan uit de oertijd die veranderd is in een zandzee met een doorsnede van zo'n tien kilometer waaruit vier vulkaantoppen oprijzen. Één daarvan is de nog actieve Bromo, waar de Tenggerezen één keer per jaar een zoenoffer brengen door groente, fruit en bloemen in de krater te gooien. Vroeger werden er ook mensen in geofferd. Daarachter zie ik de vulkaan Semeru, met zijn 3676 meter de hoogste berg van Java. Er komt op dat moment een rookpluim uit. Het is fascinerend om het allemaal te zien, maar even fascinerend vind ik de alsmaar fotograferende menigte om me heen. Voornamelijk Aziaten, van wie sommigen ook nog eens - en ja, alweer - met ons op de foto willen.
Na een half uur hebben we het wel gezien en dalen we voorzichtig weer af naar het pad waarvan we gekomen zijn. Tatang pakt zijn mobiel en voor we het weten staat de jeep voor onze neus. Naar beneden gaat het dit keer en opnieuw belanden we in een verkeerschaos die sterk aan die tijdens het spitsuur in Bandung doet denken. Alleen dan wel op een veel gevaarlijker terrein. Het is ongelooflijk, onbegrijpelijk en eigenlijk ook onverantwoord. Een wonder dat er geen ongelukken gebeuren!
Ineens rijden we op die gigantische zandvlakte. Vlak voor een tempel stoppen we. Voor me zie ik tussen de naar de vulkaan Bromo lopende bergbezoekers ruiters op kleine paarden heen en weer rijden. Ze zorgen voor wolken van opstuivend lavazand. Één van die ruiters, Tenggerezen, stopt vlak voor onze neuzen en vraagt of we ook per paard naar de voet van de vulkaan willen worden gebracht. Dan hoeven nog alleen maar een trap met 249 treden te beklimmen om op de top van Bromo te komen. 
Nee, dat willen we niet. We gaan wel lopen en zien dan wel waar we uitkomen. Na zo'n twee kilometer bereiken Trees en ik de schuin omhooglopende puisterige lavagrond die naar die trap voert. En die ligt dan nog een flink eind van ons vandaan.
"Trees, ik denk dat ik het nu wel voor gezien houd," zeg ik. 
Maar Trees wil nog van geen ophouden weten. "Nu ik zo ver gekomen ben, wil ik ook doorzetten," zegt ze.
"Nou, ik kap er echt mee. Ik voel die kuit alweer en ik pas ervoor om straks weer als een kreupele te moeten lopen."
"Goed, dan ga ik wel alleen."
"Neem dan wel de camera mee."
Ik geef haar mijn fototoestel, ga op een rotsblokken zitten en steek een sjekkie op. Ik zie haar verder lopen en denk na een paar trekjes: 'Zij wel en ik niet. Dat kan eigenlijk niet.' Neem nog een paar trekjes en struin vervolgens achter haar aan. Naar links en soms naar rechts stappend om niet met die driftig galopperende paardjes in botsing te komen.
Vlak voor de stijl omhooggaande trappen heb ik haar weer bijna ingehaald.
"Trees," roep ik. Ze kijkt om en zegt verbaasd: "Hé, je bent er toch."
"Ja, ik ben er, maar nu heb ik het toch echt gehad. Naar boven ga ik niet. Dat red ik niet meer."
"Nou, ik ben ook wel best moe hoor," zegt ze, "maar ik wil 't toch nog even proberen. Als ik het ook niet redt, kom ik wel weer terug."
Opnieuw zie ik haar gaan. Opnieuw steek ik een sigaret op. En opnieuw denk ik als ik haar bijna boven zie:  'Verdomme, dan kan ik toch eigenlijk niet op me laten zitten'. En: 'We zitten toch op dezelfde sportschool. ik train toch ook driemaal in de week'.
Een paar seconden later sta ik op de eerste trede en volg in een rustig tempo haar spoor. Halverwege de trap komen we elkaar tegen.
"Hé toch?"
Ja, toch!
Ze lacht en zegt: "Goed hoor!"
Dat zeggen ook een paar jonge mensen die me aan de rand van de krater zien staan.
"Where you come from?"
"Holland." 
"You're strong." En de duimen gaan omhoog.
Ik ben trots op mezelf, maar ook erg voorzichtig. Kijk op veilige afstand even de diepe krater in, zie wat rook omhoog komen en ga weer snel terug.
Beneden staat mijn kranige vrouw op me te wachten. "Je dacht zeker: dat kan ik niet op me laten zitten?" 
Samen lopen we terug naar de jeep. "Het kan me niet schelen hoeveel het kost, " zeg ik, "maar als we straks in ons nieuwe verblijf in Kalibaru zitten,neem ik wel een flinke borrel. Ik vind wel dat ik dat verdiend heb."
"Ja hoor," zegt ze, "ik neem dan een wijntje. " En ze geeft me een arm.















 

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade

Foto’s

8 Reacties

  1. Astrid:
    17 mei 2015
    Wauw Leo, respect voor je doorzettingsvermogen! Wij hebben de Bromo beklommen in 1998, toen 28 lentes jong, en ik was kapot! Goed gedaan hoor! Die borrel en dat wijntje zullen goed gesmaakt hebben! Geniet nog even van de laatste dagen!
  2. Eva:
    17 mei 2015
    Ha ha Lee, eindelijk iemand die zegt dat je sterk bent. Ik vind knap van jullie allebei ondanks dat jullie minder dan 3 uur sliepen konden jullie toch de berg klimmen. Ik bedoel met jullie leeftijd, er zijn niet zo veel Indonesische mensen die dat nog kunnen doen. Echt vet!
  3. Esther en Frank:
    18 mei 2015
    Daar kan geen sportschool tegenop!

    Geweldig geschreven en mooi om te lezen.

    Veel plezier.

    frank en Esther
  4. Nelleke onck:
    18 mei 2015
    Trots op jullie !!!!!!x
  5. A.J. Schild:
    18 mei 2015
    Wat een heerlijk verhaal, maar Leo ik vind Trees ook een bikkel want zij is toch de oudste. Blijf vooral genieten.
  6. Cornelis van Overbeek:
    18 mei 2015
    Beste Trees en Leo,
    Jullie blijven je Nederland herinneren: fris weer 's nachts, maar gelukkig nog (net) geen ijsmuts!
    De plens water na 3 uurtjes slaap deed ons wat huiveren....jullie zijn toch op vakantie? Maar ja, wie iets unieks wil zien, moet daar soms eerst een prijsje voor betalen!
    En dat unieke beschijf je op een prachtige manier, Leo, maar houd het wel bij de moderne versie van " het zoenoffer", jullie hebben per slot van rekening twee retourtickets!!!!
    En ja, wat Annie en ik altijd al dachten of liever: wisten: Trees is een doordouwster...geen muur gaat haar te hoog,zo blijkt maar weer eens....en , Leo, je hebt gelijk: een goed voorbeeld doet goed volgen....gelukkig zullen jullie de beloning voor de inspanning samen delen: Leo een borrel en Trees een glas (witte?) wijn.
    Geniet nog de komende dagen!!
    Annie en Cees
  7. Annelies.:
    18 mei 2015
    Bikkels zijn jullie. IJsmuts af! Zeker ook voor het prachtige verslag.
  8. Vincent:
    20 mei 2015
    Thats my dad ! Oh yeah!