Langs het Alcatraz van Java

10 mei 2015 - Wonosobo, Indonesië



Wat gaat de tijd toch snel. Marco Borsato zong het in zijn nummer Dochters, ik prevel het op het moment dat wij West-Java gaan verlaten. Het is ook nauwelijks voor te stellen dat er alweer een week voorbij is, maar het is wel zo. Jakarta ligt inmiddels ver achter ons, evenals Nagrak en Bandung. En straks is ook Pandangaran voltooid verleden tijd. Baturaden wacht nu op ons en dat betekent dat we weer een grens over gaan. Want dit dorp ligt in de provincie Midden-Java op een helling van de vulkaan de Slamet, op een hoogte van 670 meter. En Midden-Java, zo leert onze reisgids, is een heel ander stukje Java. Het is de bakermat van de hindoe-Javaanse beschaving, biedt op het eiland nog het pure Javaanse karakter, en wordt daardoor ook het meest door buitenlandse toeristen bezocht.
Het is zo'n zes uur rijden naar Baturadan, maar wij besluiten de route gedeeltelijk per boot af te leggen. Julia (24) en Sissai (28) , het jonge stel uit Utrecht dat we in Nagrak voor het eerst hebben ontmoet, nemen ook het besluit hun busje voor even niet te gebruiken en met ons mee te varen. Wel laten we ons nog naar het dorp Kalipucang brengen, een ritje van een kleine tien minuten, waar we voor 800.000 rupiah's ( zo'n €56 euro) een prauw met buitenboordmotor plus bootsman inhuren. 
Voor we aan boord kunnen stappen, krijgen we van een politiefunctionaris een formulier overhandigd waarop we onze namen en paspoortnummers moeten invullen. Het reizen van de ene provincie naar de andere is kennelijk in Indonesië echt het overschrijden van een grens en daar hoort hier nog controle bij. 
Halverwege de vaart over de Segara Anakan, een soort binnenzee met allerlei vertakkingen, meert de bootsman ook even aan om de papieren bij een klein kantoortje af te leveren.
De tocht is prachtig, voert ons langs schitterende mangrovebossen, die af en toe worden onderbroken door kleine pittoreske dorpen. Voor ons een nieuw hoofdstuk van het boek Java met het tot dan toe toch al zo fascinerende landschap. Het is vrij rustig op het kabbelende water, af en toe vaart een kleine vissersboot langs, soms ook zien we bijna verscholen in het groen wat lokale hengelaars zitten.
Na zo'n tweeënhalf uur bereiken we het eiland Nusa Kambangan, een natuurreservaat met aan de oostkant een streng bewaakte gevangenis, het Alcatraz van Java. Een paar dagen voor ons vertrek naar Indonesië zijn acht ter dood veroordeelde drugssmokkelaars hier naartoe gevaren om door een vuurpeloton te worden geëxecuteerd. 
De bootsman zet zijn lawaaierige buitenboordmotor even stil om ons een blik op de gevangenis te gunnen. Veel zien we er niet van, want we moeten op afstand blijven. Met mijn camera krijg ik wel het aanlegsteigertje in beeld, wat daken, een lange muur, een wachttoren. Leven is er verder niet te bekennen. Ik leg de camera weer weg, staar voor me uit en denk: wat een martelgang moet het voor die veroordeelden zijn geweest.
In het stadje Cilacap, waar de gevangenen op de 29ste april voor hun reis naar de dood onder zware bewaking aan boord van een vaartuig moesten stappen, staan de chauffeurs met onze busjes te wachten om ons te vervoeren naar een prettiger oord. Het is het fraai ogende Queen Garden hotel dat even boven Baturaden ligt. Ruime kamers krijgen we daar, met een groot balkon dat een spectaculair uitzicht biedt.
Het hotel is vrij groot en bijna verlaten. We zijn de enige gasten. Wel is er veel personeel aanwezig: drie mensen achter de balie, een aantal mannen voor de koffers, wat vrouwelijke bedienden.... In het restaurant zijn alle tafels gedekt, alleen die van ons raakt die avond bezet. Links en rechts staat personeel dat wacht om in actie te komen. We krijgen er een beetje de kriebels van en zijn blij dat we met z'n vieren zijn.
's Morgens checken we weer uit en rijden we verder de bergen in naar een natuurgebied met zeven warmwaterbronnen. De wegen zijn smal en af en toe hebben we een tegenligger. Ik ben blij dat Tatang zo'n goede chauffeur is. Het is op deze zondag druk bij de bronnen. Voor vele lokalen vormen ze met hun zwavelhoudende water een bedevaartplek. Vanaf de parkeerplaats moeten we een flink stuk dalen om er te komen en dat betekent dus op de terugweg een behoorlijk eind klimmen. Maar ach, kunnen we eindelijk eens testen wat drie keer sporten in de week aan conditie heeft opgeleverd.
Beneden zien we wat marktkraampjes en in de buurt van het over oranjegeel gekleurde stenen stromende water twee rijen masseurs die voet- en beenmassages geven. Trees en ik lopen er langs om nog een klein stukje naar beneden te gaan voor een mooi plaatje. De treden van de trap zijn hier glibberig en Trees besluit weer naar boven te lopen. Ik daal nog iets verder af, maar houd het het eindelijk ook voor gezien. Te gevaarlijk. 
Als ik me omdraai gaat het mis. Mijn linkerbeen glijdt weg en ik voel een stekende pijn in mijn kuit. Zweepslag, een afgescheurde pees? Ik weet niet wat het is, maar ik kan nauwelijks nog verder lopen. Elke beweging met het linkerbeen levert een nieuwe pijnscheut op. Met hulp van Trees kan ik nog net de laatste treden nemen.
Wat nu? Hoe klim ik in godsnaam weer naar boven? Zouden die masseurs me kunnen helpen? Aan de arm van Trees strompel ik naar een van de mannen toe. Ja, hij kan er wel iets aan doen. Met zijn steun bereik ik half kruipend een krukje dat aan de rand van een goot staat waardoor het warme bronwater stroomt. Hij neemt tegenover me plaats.
Ik moet mijn broekspijpen opstropen, waarna hij mijn beide onderbenen met een modderig uitziende zwaveloplossing insmeert en begint te masseren. Als hij in de pijnlijke kuit hard begint te knijpen, weet ik niet waar ik het zoeken moet. Hij moet lachen en laat in het Engels weten dat het straks beter wordt. Het kneden wordt inderdaad wat minder pijnlijk, maar echt prettig voelt het allemaal niet. Ineens stopt hij mijn voet in de goot met stromend water. Ook goed voor mij, zegt ie. Ja, m'n zuster! Zeventig graden is dat water. Niet om uit te houden.  Omhoog weer met die voet!!
Een stukje lopen moet ik om te kijken hoe het gaat. Nog nauwelijks. Nog een keer masseert hij het gekwetste onderbeen, maar daarna moet ik toch echt proberen naar boven te klimmen. Onze chauffeur staat al heel lang op ons te wachten. Ondersteund door Trees weet ik dat voetje voor voetje te volbrengen.
Tatang schrikt als hij zijn kreupele gast aan ziet komen. Hij hoort mijn verhaal en zegt dan: "Ik ken een heel goede masseuse. Ik breng u wel naar haar toe voordat we naar het hotel gaan."
"Maar ik ben al tweemaal gemasseerd," protesteer ik.
"Maar zij is heel professioneel. Ze heeft zelfs de president behandeld en enkele actrices." 
"Doe nu maar," zegt Trees. "Je kan er alleen maar beter van worden." 
Ik doe het.
De professionele masseuse woont in een nauwe straat vlakbij het Kresna hotel : een koloniaal gebouw waarin ooit koningin Juliana en prins Bernhard hebben gelogeerd en waar wij nu ook de nacht zullen doorbrengen. 
Haar woning is piepklein. Als Tatang haar via een achterdeur heeft gewaarschuwd mogen we via de voordeur naar binnen. We stappen een kamertje in waar aan de muur allerlei foto's van volgens Tatang bekende Javanen hangen en enkele oorkondes. Onze chauffeur wijst op een stuk papier in een vitrine. "Diploma," roept hij. Ik kijk, zie dat er iets in Nederlands opgedrukt staat, buig me wat naar voren, kijk nog eens , en lees tot mijn verbazing: Sportvisvergunning.
Op dat moment stapt de masseuse vanuit een andere kleine ruimte de kamer binnen. Ze is klein, hooguit anderhalve meter, en niet zo jong meer. Als ze lacht zie ik dat ze nog maar één tand heeft. Ze brengt me naar een slaapkamertje waar ik me moet uitkleden en een sarong moet aantrekken. Ze trekt zich discreet terug om kort daarna weer binnen te stappen. Ze wijst op een bed waarop ik moet gaan liggen. Het past net. Ze gaat aan het voeteinde zitten, pakt mijn linkerbeen en begint een massage die je best een marteling zou kunnen noemen. Af en toe gil ik het uit van de pijn, waarbij zij haar enige tand bloot lacht. Ook de rest van mijn lichaam neemt ze onder handen en dat voelt wat prettiger. 
Na een uur is de sessie voorbij en kan ik naar het nieuwe hotel proberen te komen. Tatang, die eerder Trees en de bagage heeft weggebracht, komt me halen. Af en toe moet hij me nog ondersteunen, maar het voortbewegen gaat beter dan voorheen. Tatang brengt me naar de lobby en gaat nog even weg om tijgerbalsem voor me te halen. Een geweldige metgezel! Nou maar hopen dat ik de volgende dag weer redelijk vooruit kom. 








 

Foto’s

4 Reacties

  1. Annelies.:
    12 mei 2015
    Hoi Lieverds,

    Nou, dat hoopt het thuisfront met jou hoor Leo. Wat een pech zo'n muitende kuit. Overigens weer een schitterend verslag. Ik zal al die gezellige, leerzame en vooral boeiende avonturen missen als jullie weer thuis zijn. Maar ga eerst maar zorgen dat je nu weer vooruit kunt zonder pijn, want dat verhoogt het plezier in reizen niet bepaald. Ik duim voor je dat het snel weer beter gaat en je niet te zwaar op Trees hoeft te leunen.
    Blijf blij.

    Lieve groet, Annelies
  2. Loek:
    12 mei 2015
    Wat een pech, eerst de rug en nu zweepslag. Aan de andere kant hadden die geëxecuteerde Australiërs een moord gedaan voor wat zweepslagen, moet je maar denken.
    Doe rustig aan.
  3. Joop Reichart:
    13 mei 2015
    Leo, wat jij allemaal niet voor kuren uithaalt om door een lekkere meid gemasseerd te worden. Ik vind het wel een beetje doorzichtig allemaal. Dat Trees daar nog steeds intrapt.
    Los daarvan; een jaloersmakende mooie tocht als ik het zo lees.
    Wens Trees sterkte van mij.
  4. Vincent:
    13 mei 2015
    Hoi Pa,

    Wat een avontuur weer. En dan nog 3 keer gemasseerd worden zeg. Heb je fotos van de masseuses? Ik hoop dat je snel helemaal weer in topconditie bent.